eierkrans

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

11 = eierkrans
Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·er·krans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eierkrans eierkransen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eierkransm

  1. (anatomie) vrouwelijk orgaan dat de onbevruchte eicellen bevat
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen