egoïst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ego·ist
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Latijn ego met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord egoïst egoïsten
verkleinwoord egoïstje egoïstjes

Zelfstandig naamwoord

de egoïstm

  1. een zelfzuchtig persoon
    • Veel mensen hebben een hekel aan egoïsten. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be