effenheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ef·fen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord effenheid effenheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de effenheidv

  1. de gladheid van een oppervlak
    • Glijoppervlakken, aanslagoppervlakken en andere functionele oppervlakken van een kunststofonderdeel hebben vaak eisen voor effenheid. De effenheid is één van de vormtoleranties en wordt op technische tekeningen met het symbool van de liggende ruit aangegeven, aangevuld met de tolerantiegrenzen. Twee vlakken evenwijdig aan het gegeven oppervlak begrenzen het tolerantiebereik. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. naeff.nl Effenheid Effenheid geraadpleegd 26-11-2018
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be