eerzucht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eerzucht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de eerzuchtv / m

  1. verlangen naar eer of roem
    • Hij lijdt aan ernstige eerzucht. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen