eerstegraadsleraar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·ste·graads·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eerstegraadsleraar eerstegraadsleraars
eerstegraadsleraren
verkleinwoord eerstegraadsleraartje eerstegraadsleraartjes

Zelfstandig naamwoord

de eerstegraadsleraarm

  1. (onderwijs) (beroep) iemand met een masteropleiding en een onderwijsbevoegdheid die lesgeeft op een middelbare school
     Alleen de SP toonde zich dinsdag fel tegen. De partij ziet alleen iets in het plan als „introductie op het onderwijs. „Als ze eenmaal een zware baan hebben als leraar, willen ze niet doorstuderen voor de eerstegraadsmasteropleiding. Het aantal eerstegraadsleraren zal dus verder afnemen.[1]
     De hbo-master wordt ontworpen in samenwerking met de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen. De hbo-master wordt de enige bekostigde opleiding die eerstegraadsleraren godsdienst aflevert voor orthodox-christelijke scholen. De master biedt ook universitair geschoolde theologen de mogelijkheid een onderwijsbevoegdheid te halen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron “Kamer positief over ’bachelors’ als leraar” (22 april 2009), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron “Opleiding godsdienstleraar aan CHE krijgt bekostiging” (7 september 2010), Reformatorisch Dagblad