eerbiedigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eer·bie·digt

Werkwoord

vervoeging van
eerbiedigen

eerbiedigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eerbiedigen
    • Jij eerbiedigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eerbiedigen
    • Hij eerbiedigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van eerbiedigen
    • Eerbiedigt!