eenentwintigden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·en·twin·tig·den

Werkwoord

vervoeging van
eenentwintigen

eenentwintigden

  1. meervoud verleden tijd van eenentwintigen
    • Wij eenentwintigden. 
    • Jullie eenentwintigden. 
    • Zij eenentwintigden. 

Gangbaarheid