ecoviaduct

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eco·vi·a·duct
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ecoviaduct ecoviaducten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ecoviaduct m/o

  1. door mensen gebouwde oversteekplaats voor wild
     Gisteren trokken de felgekleurde hesjes van de verkeersregelaars de aandacht van menig passant op de Rijssensestraat. 'Respect voor verkeersregelaars bij ecoviaduct tussen Wierden Rijssen! In tenue met deze hitte de 'eenzame fietser' tegenhouden', twittert Rijssenaar Bastiaan Schuitert.[1]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 mei 2023 Weblink bron “Asfalt ontsluit parallelweg N350” (16-07-2013), Tubantia