ebstand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eb·stand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ebstand ebstanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ebstandv / m

  1. de laagste stand van een water dat onderhevig is aan eb en vloed
     De verwachting is dat er vanaf zondagmiddag normaal gespuid kan worden, dan is de ebstand weer laag genoeg in de Waddenzee.[1]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Evacués Groningen mogen naar huis” (07-01-2012), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be