duwwerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duw·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duwwerk duwwerken
verkleinwoord duwwerkje duwwerkjes

Zelfstandig naamwoord

het duwwerko

  1. geduw
    • Na de hervatting trok de thuisclub het initiatief definitief naar zich toe. Opnieuw had FC Twente het geluk dat het geen penalty tegen kreeg, nu bij duwwerk van Robbert Schilder tegen Gravenbeek. [1] 
    • De tent zit rammetje vol, maar als ik een rondje bier wil halen ben ik snel aan de beurt. De Party Animals zwepen met hun 90’s-muziek het publiek op tot een feestende massa. Als we een uurtje later de tent willen verlaten, kost dat nog het nodige trek- en duwwerk. De sfeer is en blijft ondanks de drukte goed. [2] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tubantia 10-02-13 FC Twente wint weer niet
  2. Tubantia Rutger Borgerink 10-04-17 Volle bak op Megaparty Weerselo, sfeer blijft gemoedelijk
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be