duvel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • du·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duvel duvels
verkleinwoord duveltje duveltjes

Zelfstandig naamwoord

de duvelm

  1. een gewestelijke vorm van duivel of satan
    • Bij christenen en islamieten wordt de duvel de benaming van een enkele persoonlijkheid, ook wel aangeduid als de duivel of Lucifer en gezien als een gevallen (aarts-)engel, die door God uit de hemel werd geworpen toen deze tegen God in opstand kwam. 

Werkwoord

vervoeging van
duvelen

duvel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duvelen
    • Ik duvel. 
  2. gebiedende wijs van duvelen
    • Duvel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duvelen
    • Duvel je? 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

duvel

  1. duivel, duvel