duurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duurt

Werkwoord

vervoeging van
duren

duurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
    • Jij duurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duren
    • Hij duurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van duren
    • Duurt!