duur voort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duur voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortduren

duur (...) voort

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortduren
    • Ik duur voort. 
  2. gebiedende wijs van voortduren
    • Duur voort! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortduren
    • Duur je voort? 

Gangbaarheid