dutje
Uiterlijk

- dut·je
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | ||
| verkleinwoord | dutje | dutjes |
het dutje o dim. tant.
- een korte periode van slaap
- De oudjes deden een dutje.
het dutje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord dut
- Het woord dutje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dutje" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig verkleinwoord
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %