duik op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duik op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opduiken

duik op

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opduiken
    • Ik duik op. 
  2. gebiedende wijs van opduiken
    • Duik op! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opduiken
    • Duik je op? 


Gangbaarheid