dualisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • du·a·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dualisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het dualismeo

  1. het aannemen van twee tegenover of onafhankelijk naast elkaar staande beginselen ter verklaring van de werkelijkheid
    • dualisme in de (natuurkunde) komt o.a. voor bij kleine deeltjes omdat men daar soms een verklaring moet geven vanuit de golftheorie en soms moet uitgaan van de eigenschappen als deeltje 
  2. tweeslachtigheid
  3. (politiek) opvatting dat regering en parlement twee onderscheiden machten zijn
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen