druiprek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- druip·rek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | druiprek | druiprekken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het druiprek o
- rek waar de vaat na het afwassen kan uitlekken voordat men het met de vaatdoek afdroogt
- Geen druiprek, geen warm water, geen tapkraan, geen koffiepercolator, geen twee dezelfde glazen, geen vaste rekken', somde Veerle Vervaeke op de gemeenteraadszitting de tekortkomingen van de parochiezaal in Kanegem op. 'Ook het sanitair is bedenkelijk: er is geen spiegel, het handwasbakje werkt niet en de hygiëne laat te wensen over', vervolgde ze. [2]
- Hij hoorde zijn moeder het gas onder de fluitende ketel uitdraaien, het water in de afwasbak gieten en het druiprek naast de gootsteen op het aanrecht zetten. Toen hij de eerste voorwerpen uit het sop hoorde tillen en in het rek zetten, bukte hij zich een weinig voorover. ‘Nog even,’ dacht hij, ‘denkelijk droogt ze zelf af.’ Zijn vader begon op en neer te lopen. [3]
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord druiprek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "druiprek" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 10 MAART 2008 Ingrid Castelein Parochiezaal voldoet niet
- ↑ NRC Gerard Reve 27 december 2015 Lezen, luisteren én kijken: hoofdstuk zes van ‘De Avonden’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be