drossen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dros·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘deserteren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1707 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
drossen |
droste |
gedrost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
drossen
- vluchten, deserteren, verdwijnen
- De soldaten drosten toen hun soldij alweer niet betaald werd.
- De matrozen drosten toen ze na een lange zeereis in het mooie land aankwamen.
Gangbaarheid
- Het woord drossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "drossen" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[2] |