drong
Uiterlijk
- drong
| vervoeging van |
|---|
| dringen |
drong
- enkelvoud verleden tijd van dringen
- Ik drong.
- Jij drong.
- Hij, zij, het drong.
- Ik drong.
- ▸ Het leven in de schoenenwinkel kreeg de overhand, dus schreef ik alleen nog in de beslotenheid van mijn slaapkamer, en Cynth, die de stapel schriften die mijn kamer nooit verlieten, moet hebben gezien, drong niet langer aan.[1]
- ▸ ' Het drong op dat moment tot me door dat Quick iemand was die zich niet graag kwetsbaar opstelde.[1]
- Het woord drong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drong" herkend door:
| 81 % | van de Nederlanders; |
| 74 % | van de Vlamingen.[2] |
- 1 2 Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be