droezig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- droe·zig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | droezig | droeziger | droezigst |
verbogen | droezige | droezigere | droezigste |
partitief | droezigs | droezigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
droezig [2]
- van een persoon dat deze kortademig, verkouden of lusteloos is
- van een paard dat deze lijdt aan droes
Gangbaarheid
- Het woord droezig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "droezig" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ droezig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be