drink uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drink uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitdrinken

drink (…) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdrinken
    • Ik drink uit. 
  2. gebiedende wijs van uitdrinken
    • Drink uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdrinken
    • Drink je uit? 

Gangbaarheid