driehonderdenveertig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

0 3 4 0
driehonderdenveertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·hon·derd·en·veer·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

driehonderdenveertig

  1. "340", langere vorm van driehonderdveertig, driehonderd plus veertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft driehonderdenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot driehonderdenveertig. 
Synoniemen
  • driehonderdveertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "driehonderdenveertig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "driehonderdenveertig" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)