drieënvijftigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drieën·vijf·tig·ja·ri·ge, drie·en·vijf·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

drieënvijftigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van drieënvijftigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een drieënvijftigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord drieënvijftigjarige drieënvijftigjarigen
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

de drieënvijftigjarigev / m

  1. levend wezen dat 53 jaar oud is of iets dat 53 jaar bestaat
    • De drieënvijftigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid