drapeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dra·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
draperen |
drapeerde
- enkelvoud verleden tijd van draperen
- Ik drapeerde.
- Jij drapeerde.
- Hij, zij, het drapeerde.
- Ik drapeerde.
vervoeging van |
---|
draperen |
drapeerde