draailoos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draai·loos
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

draailoos

  1. het gevoel zijn evenwicht te verliezen
    • Ach, geef mij toch eens een sigaret, bedelt hij. Hij smoort, haalt den rook in en wordt draailoos. [1]
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Abel Gholaerts, tweede roman van Louis Paul Boon