dozer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·zer

Werkwoord

vervoeging van
dozeren

dozer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dozeren
    • Ik dozer. 
  2. gebiedende wijs van dozeren
    • Dozer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dozeren
    • Dozer je? 

Gangbaarheid