douchestoel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: douchestoel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dou·che·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van douche en stoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | douchestoel | douchestoelen |
verkleinwoord | douchestoeltje | douchestoeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de douchestoel m
- stoel die men kan gebruiken in een douche als men niet meer veilig staande kan douchen
- De oude vrouw was heel blij met haar douchestoel, eindelijk kon ze weer douchen.
Gangbaarheid
- Het woord douchestoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.