doubleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dou·bleert

Werkwoord

vervoeging van
doubleren

doubleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doubleren
    • Jij doubleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doubleren
    • Hij doubleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doubleren
    • Doubleert!