dotatie
Uiterlijk
- do·ta·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schenking’ voor het eerst aangetroffen in 1558 [1]
- Naamwoord van handeling van doteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dotatie | dotaties |
verkleinwoord | - | - |
- schenking, gift
- (België) geld dat leden van het Koninklijk huis krijgen van de regering
- (België) subsidie die de regering aan politieke partijen geeft
- Het woord dotatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dotatie" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dotatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dotatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be