dorser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dor·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorser | dorsers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de dorser m
- persoon, dier of machine die men gebruikt bij het dorsen van graan
- Er is in vrijwel elk dorp een bakker, een kruidenier, een slager en een manufacturier gevestigd, terwijl ook de kapper, de smid, de timmerman en op verschillende plaatsen ook de garagehouder en de loonwerker (loonploegers, -dorsers e.d.) al vrij spoedig de aanvankelijk voornamelijk uit landarbeiders bestaande bevolking kwamen versterken. [2]
- Behalve het schedeblazen en het koebriketje rapen, zien we hier de meest krankzinnige en gevaarlijke wedstrijden en shows met koeien, van rodeo, stierengevechten en buffelrennen tot en met stierendressuur. Verder allerlei vormen van koegebruik: als trekker, ploeger, dorser, rij- en lastdier en, bij het Perzische waterrad, als aandrijver van een waterpomp. En allerlei vormen van verering en aanbidding, in alle tijden en culturen, van het bijbelse gouden kalf tot de heilige koe in India. [3]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord dorser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dorser" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Tracy Metz 9 juni 1995 De vestingwerken, dammen, bruggen en sluizen van het kunstwerk Nederland; Bezielde rekenlinealen
- ↑ NRC Guus Middag 21 januari 2011 Eén koeiedrol doet één roepie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be