Naar inhoud springen

dorsen

Uit WikiWoordenboek
  • dor·sen
  • erfwoord Ontwikkeld uit Middelnederlands dersgen, uit Oudgermaans *þreskan, vergelijk Oudhoogduits dreskan, threskan, modern Duits dreschen "dorsen", Oudengels ðerscan, þerscan, modern Engels thresh "dorsen", thrash "slaan; verslaan", Gotisch þriskan "dorsen" [1]
  • In de betekenis van ‘zaad uit de aren slaan’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dorsen
dorste
gedorst
zwak -t volledig

dorsen

  1. overgankelijk (landbouw) (graan) door op de geoogste aren te slaan het graan vrijmaken
    • Het graan werd vroeger met vlegels gedorst. 

dedorsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dors
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]