dorpers
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dor·pers
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | dorpers |
verbogen | dorperse |
Bijvoeglijk naamwoord
dorpers
- behorend tot of passend bij de stand van dorpsbewoners, die weinig status had
- Hij verkondigt hier dezelfde opvatting over dorpers gedrag als aanstonds in de dialoog met zijn moeder: dorpers is met iemand het bed delen zonder haar oprecht lief te hebben en daarvan blijk te geven. [1]
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
de dorpers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dorper
- Maar dan gooit hij er, schelle dissonant, een volkse kreet tussendoor: 't zal van de winter vriezen aan hun billen. Zoiets merkten de dorpers nog niet zo héél lang geleden grinnikend op als ze meisjes voorbij zagen lopen in minirok. [2]
Gangbaarheid
- Het woord dorpers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Ramakers, B.A.M."Woorden en daden. Thematiek en dramatiek van ‘Lanseloet van Denemerken’" in: Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. jrg. 7 (2000) Uitgeverij Verloren, Hilversum; p. 64; geraadpleegd 2019-07-17
- ↑ Istendael, G. van"Mais où sont les neiges d'antan?" in: Vlaanderen. 329 jrg. 59 nr. 1 (februari 2010) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt; p. 361; geraadpleegd 2019-07-17
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -s in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal