dorheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dor·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dorheidv

  1. het droog en dor zijn
    • Overdag sloeg hij in de schuur kromme spijkers recht voor hergebruik, ’s avonds at hij vier soorten wittebrood – hij liet zelfs fijn wit van een bakker uit de vakantiehemel Luxemburg overkomen voor vijf gulden per brood. Dat het in kurkdroge staat aankwam, hinderde zijn genot niet, want daar in Clervaux werd nog gebakken, zoals het hoorde, dat proefde hij door de dorheid heen. [2] 
    • Alles bij elkaar heeft deze aflevering me wel doen besluiten een keer naar Nieuw-Zeeland te gaan. De dieren zijn er „gehard en vindingrijk” en dat vind ik mooie eigenschappen, ook in dieren. Er blijken in het wild „vetgemeste insecten” voor te komen en die heb ik nog nooit gezien. Daarnaast zijn er bomen die dorre vulkaanlandschappen hebben veranderd in „tuinen vol leven”, en dorheid vol leven is bij mijn weten uitzonderlijk. [3] 
  2. onvruchtbaar zonder liefde en warmte zijn
    • De rotssteen Horeb dankt zijn naam aan de dorheid. Want het was een dorre en droge steen, die nergens minder toe van nut scheen dan tot een springbron van schoon en fris water waaruit zo’n groot volk zijn dorst zou kunnen lessen. [4] 
    • Een van zijn kenmerken was zijn pessimisme over de westerse cultuur, die naar zijn mening steeds verder losraakte van haar christelijke wortels. Hij keerde zich tegen secularisatie en wees in felle bewoordingen abortus en euthanasie af. In zijn eerste toespraak als paus in 2005 riep Benedictus de gelovigen op tot 'geestelijk ontwaken". Door de schijnbare almacht van de technologie in onze tijd dreigt 'geestelijke dorheid en leegte in het hart", waarschuwde hij. [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen