doosachtig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doos·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen doosachtig doosachtiger doosachtigst
verbogen doosachtige doosachtigere doosachtigste
partitief doosachtigs doosachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

doosachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van doos
    • Het orkest was heel goed te horen en ik begaf me in de richting van de muziek, mijn best doend om niet tegen de vele doosachtig voorwerpen op mijn weg te botsen. (uit: De troostelozen van Kazuo Ishiguro) 
Synoniemen

Gangbaarheid