doorzette

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·zet·te

Werkwoord

vervoeging van
doorzetten

doorzette

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorzetten
    • ... dat ik doorzette. 
    • ... dat jij doorzette. 
    • ... dat hij, zij, het doorzette. 
    • Het leek erop dat de dooi doorzette en we geen schaatstocht zouden kunnen maken, maar gelukkig keerde de vorst op tijd terug.