doorwaakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·waak·te

Werkwoord

vervoeging van
doorwaken

doorwaakte

  1. enkelvoud verleden tijd van doorwaken
    • Ik doorwaakte. 
    • Jij doorwaakte. 
    • Hij, zij, het doorwaakte. 
  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorwaken
    • ... dat ik doorwaakte. 
    • ... dat jij doorwaakte. 
    • ... dat hij, zij, het doorwaakte. 
  1. verbogen vorm van doorwaakt, voltooid deelwoord van doorwaken

Bijvoeglijk naamwoord

doorwaakte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van doorwaakt

Gangbaarheid