doorrit

Nederlands

[1] doorrit door een boerderij

Uitspraak

• Geluid:  doorrit    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• door·rit

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  door bw  en  rit zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	doorrit	doorritten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doorrit m

1. weg waarop men dóór een gebouw of terrein kan rijden

   • Vroeger vormde de doorrit een stadspoort, betoogt Pijbes, maar die tijd is voorbij. 'De passage vormt architectonisch met vier ingangen de natuurlijke entreehal en zal in de toekomst gebruikt worden voor straatmuzikanten, kleinschalige boekenmarkten, modeshows en andere culturele evenementen.'  

2. reis door een plaats heen die niet de eindbestemming is

   • Het station vormt het bindmiddel van de roman: een plek vol gewemel waar veel verschillende mensen samenkomen. Een neutrale plek, zo op het eerste gezicht, maar er is ook iets griezeligs aan de vele treinen die komen en gaan, sommige ‘op doorrit’, dus zonder te stoppen. Het motto, ontleend aan Alfred Döblins Berlin Alexanderplatz, spreekt duidelijke taal: ‘Het leven is van ijzer, als een stoomwals komt het zwaar en langzaam dreigend op ons toe’.  

Synoniemen

• [1] passage, doorgang
• [2] doortocht, doorreis

Verwante begrippen

• [1] inrit, uitrit, roll-on-roll-off

Gangbaarheid

• Het woord doorrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorrit" herkend door:

81 %	van de Nederlanders;
90 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.