doorliepen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • door·lie·pen

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

doorlíépen

  1. meervoud verleden tijd van doorlopen
    • Wij doorliepen. 
    • Jullie doorliepen. 
    • Zij doorliepen. 

Werkwoord

vervoeging van
doorlopen

dóórliepen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorlopen
    • ...dat wij doorliepen. 
    • ...dat jullie doorliepen. 
    • ...dat zij doorliepen. 
Opmerkingen