dooreenmengt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·een·mengt

Werkwoord

vervoeging van
dooreenmengen

dooreenmengt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dooreenmengen
    • ... dat jij dooreenmengt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dooreenmengen
    • ... dat hij dooreenmengt. 

Gangbaarheid