doodsuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doods·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doodsuur doodsuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het doodsuuro

  1. het uur van iemands dood
    • Welke troost of verwachting kan er voor hen dan overblijven? Niets anders dan zo’n troost die in een rampzalig doodsuur jammerlijk zal ontzinken. Nee, zondaar, als u hierin uw beeld getekend vindt, dan verblijdt u zich niet over Jezus’ geboorte als de bron van ware verlichting voor u. Uw blijdschap is dan een blijdschap der wereld die, wanneer u op uw zondeweg blijft voortgaan, zal afgewisseld worden met een eeuwig jammer en geween. [2] 
    • Als jonge man zag ik hen van dichtbij in de donkerste jaren van de aidsplaag. Ik zag echtgenoten hun stervende man omarmen in hun doodsuur, katheters plaatsen, kapotte lichamen schoonmaken. Voor mij bewees dit onomstotelijk dat homoseksuele paren tot evenveel liefde, volharding, tederheid en trouw in staat waren als heteroseksuele paren. En als ik de band tussen hen hoorde beschimpen of demoniseren, wegwuiven of kleineren, dan werd het verdriet daarom een soort aansporing. [3] 
  2. tijdstip dat iets verouderd raakt en niet meer gebruikt wordt
    • Maar toen Volta in 1800 zijn eerste batterij aan de wereld presenteerde, sloeg het doodsuur voor de elektriseermachine als serieus wetenschappelijk element. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 8 januari 2018 Meditatie Lukas 2:10 Vermaning
  3. NRC A. Sullivan 23 juli 2011 Niets is zo Amerikaans als het homohuwelijk
  4. NRC W. Woltz het Instrument 8 mei 1990 Elektriseermachine
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be