doodsbang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doods·bang
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen doodsbang
verbogen doodsbange
partitief doodsbangs

Bijvoeglijk naamwoord

doodsbang

  1. zeer bevreesd
    • Hij wist het doodsbange slachtoffer wat te kalmeren. 
    • Het woeste gedrag van de opgewonden man maakte haar doodsbang.  

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen