doodmeppen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van doodmeppen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doodmeppen | dood te meppen | ||||||
toekomend | zullen doodmeppen dood zullen meppen |
te zullen doodmeppen dood te zullen meppen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doodgemept | te hebben doodgemept | ||||||
toekomend | doodgemept zullen hebben | doodgemept te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
doodmeppend | doodgemept | ev. mep dood |
mv. verouderd mept dood |
meppe dood (bijzin) doodmeppe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | mep dood | mept dood | mept dood | mept dood | mept dood | meppen dood | meppen dood | meppen dood | |
verleden (o.v.t.) | mepte dood | mepte dood | mepte dood | mepte dood | mepte dood | mepten dood | mepten dood | mepten dood | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodmeppen | zult/zal doodmeppen | zult/zal doodmeppen | zult doodmeppen | zal doodmeppen | zullen doodmeppen | zullen doodmeppen | zullen doodmeppen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodmeppen | zou doodmeppen | zou(dt) doodmeppen | zoudt doodmeppen | zou doodmeppen | zouden doodmeppen | zouden doodmeppen | zouden doodmeppen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | doodmep | doodmept | doodmept | doodmept | doodmept | doodmeppen | doodmeppen | doodmeppen | |
verleden (o.v.t.) | doodmepte | doodmepte | doodmepte | doodmepte | doodmepte | doodmepten | doodmepten | doodmepten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodmeppen dood zal meppen |
zult/zal doodmeppen dood zult/zal meppen |
zult/zal doodmeppen dood zult/zal meppen |
zult doodmeppen dood zult meppen |
zal doodmeppen dood zal meppen |
zullen doodmeppen dood zullen meppen |
zullen doodmeppen dood zullen meppen |
zullen doodmeppen dood zullen meppen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodmeppen dood zou meppen |
zou doodmeppen dood zou meppen |
zou(dt) doodmeppen dood zou(dt) meppen |
zoudt doodmeppen dood zoudt meppen |
zou doodmeppen dood zou meppen |
zouden doodmeppen dood zouden meppen |
zouden doodmeppen dood zouden meppen |
zouden doodmeppen dood zouden meppen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doodgemept | hebt doodgemept | hebt/heeft doodgemept | hebt doodgemept | heeft doodgemept | hebben doodgemept | hebben doodgemept | hebben doodgemept | |
verleden (v.v.t.) | had doodgemept | had doodgemept | had doodgemept | hadt doodgemept | had doodgemept | hadden doodgemept | hadden doodgemept | hadden doodgemept | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal doodgemept hebben | zal/zult doodgemept hebben | zult/zal doodgemept hebben | zult doodgemept hebben | zal doodgemept hebben | zullen doodgemept hebben | zullen doodgemept hebben | zullen doodgemept hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doodgemept hebben | zou doodgemept hebben | zou/zoudt doodgemept hebben | zoudt doodgemept hebben | zou doodgemept hebben | zouden doodgemept hebben | zouden doodgemept hebben | zouden doodgemept hebben |