donkergeel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

donkergeel de kleur tussen geel en oranje in
Uitspraak
Woordafbreking
  • don·ker·geel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen donkergeel donkergeler donkergeelst
verbogen donkergele donkergelere donkergeelste
partitief donkergeels donkergelers -

Bijvoeglijk naamwoord

donkergeel [1]

  1. de kleur tussen geel en oranje in, het is geen RAL-kleur
    • Met welgemeende vriendelijkheid worden we ontvangen en naar ons tafeltje gedirigeerd, waarop rap een fles kraanwater, goed brood met room en Maldonzout komt. We drinken een glas bubbels, La Perle Noire (5,50); een pinot noir met een fijne mousse, donkergeel door het schilletje van de druif dat even meetrok. Een goed begin is het halve werk.[2] 
    • Maandagochtend 11.11 uur; Sarah Dikker kiest vier gerbera's, vier rozen en acht takjes limonium. Viermaal dieporanje, viermaal donkergeel en achtmaal wit. Ze verzamelt een bosje bladgroen en steekt de bloemen er steel voor steel tussen.De bloemiste moet bekennen dat het boeket haar eigenlijk te braaf is. Liever koos ze voor felle kleuren. 'Lekker bont en vrolijk. Het leukste is om van vloekende kleuren een mooi geheel te maken.' Maar de klant is koning. En de klant die het bloemetje kado doet, kiest liever voor braaf dan bont.[3]  

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Petra Possel 8 december 2016
  3. Volkskrant Ron van Gelderen 13 juni 2005,