dompteur
- domp·teur
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dierentemmer’ voor het eerst aangetroffen in 1907 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse dompter met het achtervoegsel -eur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dompteur | dompteurs |
verkleinwoord | dompteurtje | dompteurtjes |
- mannelijke vorm van dompteuse
- Het woord dompteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dompteur" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dompteur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dompteur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be