dommen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·men

Zelfstandig naamwoord

de dommenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord domme "onintelligent persoon"
    • Niemand moet zichzelf boven een ander prijzen, want zoiets doen alleen dommen en onwijzen. [1]

Zelfstandig naamwoord

de dommenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dom "soort dak"
    • De roze zonsopgang, de zee van morgenrood, die wij achter de nog verdoezelde, in mist verzonkene, blanke dommen en huizen zagen (…) [2]
Verwante begrippen
Opmerkingen

Verwijzingen