domineeachtig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·mi·nee·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen domineeachtig domineeachtiger domineeachtigst
verbogen domineeachtige domineeachtigere domineeachtigste
partitief domineeachtigs domineeachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

domineeachtig

  1. lijkend op of eigenschappen hebbend van een dominee
    • Hij sprak zijn leerlingen op een bestraffende en domineeachtige toon toe, toen hij ze erop wees dat als ze hun huiswerk niet zouden maken ze voor galg en rad zouden opgroeien. 

Gangbaarheid