Naar inhoud springen

doler

Uit WikiWoordenboek
  • do·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord doler dolers
verkleinwoord dolertje dolertjes

de dolerm

  1. iemand die doolt
72 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]


  • do·ler
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doler
dolía
dolido
volledig

doler

  1. onovergankelijk pijn doen, zeer doen
  2. bedroeven, verdriet doen