dogkar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dog·kar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dog zn en kar zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dogkar | dogkarren |
verkleinwoord | dogkarretje | dogkarretjes |
Zelfstandig naamwoord
- (paardrijden) rijtuig met twee wielen getrokken door één paard
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dogkar" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be