doffer
Uiterlijk
- dof·fer
- In de betekenis van ‘mannetjesduif’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- Naamwoord van handeling van doffen met het achtervoegsel -er [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | doffer | doffers |
| verkleinwoord | doffertje | doffertjes |
de doffer m
- (dierkunde) een mannetjesduif
- De doffer broedt meestal overdag op de eieren en de duivin de rest van de tijd.
doffer
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van dof
- Het woord doffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doffer" herkend door:
| 92 % | van de Nederlanders; |
| 84 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doffer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doffer op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 92 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %