doelwitten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doel·wit·ten

Zelfstandig naamwoord

de doelwittenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord doelwit
    • Uit hetgeene gezegd is, blijkt klaarlijk, dat uwe vraag noodzaakelijk een van deeze twee doelwitten insluit, te weeten, of dat gy vraagt na die zaake, welke die geene zien, dien het gelukt is te zien, en te smaaken en tegenwoordig te zijn op de trap van Naderinge tot God.[1] 

Verwijzingen

  1. Het leeven van Hai Ebn Yokdhan
    Muḥammad ibn ʻAbd al-Malik Ibn Ṭufayl
    Vertaling Edward Pococke
    Uitgever Rieuwertsz, 1672